Skip to main content

Een van de hoogtepunten in mijn muzikale ontwikkeling is toch wel de tournee met het Nederlands Studenten Orkest in 2007 geweest. Ik zat, geloof ik, in het tweede jaar van het conservatorium en deed, om auditie-ervaring op te doen, auditie. Niet rekening houdend met het feit dat ik wel eens aangenomen zou kunnen worden. Ik was bloednerveus tijdens de auditie en waarom de commissie, met o.a. dirigent Jurjen Hempel, me destijds heeft aangenomen, is me nog altijd een raadsel, maar feit is dat ik een paar weken na de auditie een brief op de mat vond met de uitnodiging om mee te doen. En mijn eerste reactie was: “O nee, dat durf ik echt niet! Ik ga me afmelden.” Uiteindelijk vond ik de kans te mooi om te laten schieten en zat ik dus in het orkest van het NSO 2007 en mocht ik als tweede fluit Mahler 5 spelen. Totaal niet wetende wat me te wachten stond, maar goed ook, want anders had ik me hoogstwaarschijnlijk alsnog afgemeld. Op dat moment vond ik dat echt heel spannend: ik kende van de 100 musici alleen de bas, die ook aan het conservatorium van Enschede studeerde, maar waar ik nauwelijks contact mee had. Wat was ik nerveus.

In december was het repetitieweekend waar ik nog wel het meest nerveus voor was: hoe kwam ik een weekend door met musici die ik niet kende? Ik had nog nooit in een fatsoenlijk symfonieorkest gespeeld, had geen idee van de ‘regels’ binnen zo’n orkest. Ik sprong in het diepe; dieper dan dat heb ik nooit meer gedaan. Op de heenweg naar het repetitieweekend kwam ik hoorniste Hiltje tegen, een Fries, en ik had meteen een klik. GELUKKIG, ik voelde me niet meer zo alleen. Hiltje bleek wat makkelijker contact te maken met anderen dan ik destijds, dus echt veel had ik ook niet aan haar dat weekend, maar het was al iets minder spannend.

Het werkte voor mijn zelfvertrouwen niet echt mee dat zo’n 75% van de blazers op het conservatorium zat. Natuurlijk, ik was daar één van, maar ik beschouwde me nog altijd als zo’n ‘rand-student’, zo’n ‘net-niet’-fluit-student. En daar zat ik dan tussen studenten van conservatoria van Amsterdam, Den Haag, Utrecht. Slik.

Het repetitieweekend overleefde ik, maar daar is ook alles mee gezegd. Nog een maand en ik was een maand lang met alleen maar deze mensen. Een maand om me nog zenuwachtiger te maken.

De NSO maand brak aan; ik verzamelde al mijn moed en ging, nerveus, met de trein en bus naar Someren waar we de eerste 10 dagen zouden repeteren. Slaapzalen, AHHH. Gelukkig trof ik Hiltje weer; we besloten samen op een kamer te gaan slapen met nog 2 andere, superleuke meiden die we tegenkwamen: fluitiste Tanja en contrabassiste Dorie. De basis was veilig.

De repetitie-10-daagse overleefde ik ook. Alle spieren deden pijn, mijn nek zat compleet vast, waarschijnlijk van alle spanning. Gelukkig moest ik nog 1 tentamen maken en kon ik heel even terug naar Enschede, naar mijn kamertje, relaxen, ontspannen, kleding wisselen, op adem komen. Ik verbaasde me over veel mensen, over het nogal onvolwassen gedrag van veel musici. Ongelooflijk, plaatsvervangende schaamte soms. Met mijn studentenorkest in Enschede ging ik ook elke twee jaar op tournee, maar daar ging het er – blijkbaar – nog heel braaf aan toe. Ik stond werkelijk soms met mijn oren te klapperen wat ik hoorde over wat er allemaal gebeurd was tijdens de feesten (elke avond) na de avondrepetitie.

Na de 10 repetitiedagen volgden 10 concertdagen, elke dag in een andere stad. Voor de niet musici: je stapt een bus in, wordt naar een plek gereden, krijgt ergens lunch, wordt naar een muziekzaal gereden, repeteert, krijgt een gastgezin toegewezen waar je – met een of meerdere orkestleden – een warme hap krijgt en na het concert én het feest blijft slapen. Je krijgt daar ontbijt en wordt rond 8.00 uur weer naar de bus gebracht. Nieuwe dag, hetzelfde verhaal. Je hoeft niet na te denken over waar je naartoe moet, niet na te denken over welke kleding je mee moet nemen (je leeft een maand uit de koffer), niet voor eten te zorgen. Je hoeft alleen maar achter iemand aan te lopen. En je partijtje ’s avonds goed te spelen. Na het laatste concert – in het Concertgebouw in Amsterdam – volgt de buitenlandtournee.

Wij gingen naar Portugal. Met het vliegtuig en dus niet de hele afstand van de bus. Maar het vliegtuig was minder romantisch dan het klinkt. We reden ’s avonds (of was het overdag; ik heb eigenlijk geen enkel idee meer) naar Keulen (toch?), moesten daar een paar uur wachten, midden in de nacht, op een verlaten vliegveld, checkten in en kwamen een paar uur later, compleet brak, in de ochtend in Porto aan. We sliepen in een jeugdherberg; best oke, maar als je pas na 15.00 uur in kunt checken… nog brakker. We gaven een paar concerten en hadden ook nog wat tijd om zelf Porto te bekijken.

Na een paar dagen vlogen we weer terug. Niet met onze bagage; die moesten we een dag later (?) ophalen, ergens in Amsterdam, want de bagage was met het instrumentenbusje mee. En dat busje moest dus wel dat hele eind rijden.

Kortom: ik had een supergave maand, leerde leuke mensen kennen, en had de maand nooit willen missen, maar wat was ik blij dat ik weer thuis was. Thuis, eigen omgeving, niet 24 uur per dag mensen om me heen. Waar ik eindelijk weer brood met vlokken kon eten en zelf kon bepalen wat ik ’s avonds ging eten en waar ik heen ging en met wie en lekker in mijn eigen bed kon slapen.

Wil je weten hoe onze Mahler 5 klonk? Luister dan hier.

NSO