Het is zaterdagmiddag 3 november en ik zit in de Grote Kerk in Meppel. Ik ben gevraagd om mee te spelen met het Requiem van Rutter (hier een opname gedirigeerd door Rutter zelf), het concert is vanavond. Voorafgaand aan dit Requiem speel ik ook nog De zwaan van Saint-Saëns met duo Puur.
Het is koud in de kerk, we hebben een eerste en enige repetitie met het ensemble en koor, maar het gaat goed. Ik ken niet alle musici, laat staan dat ik weet hoe ze spelen en dat maakt me een tikkeltje nerveus. Ik merk dat ik controle moet loslaten. Ook merk ik dat ik zenuwachtig ben omdat ik met duo Puur nog een stukje ga spelen. Waarom ben ik zenuwachtig? Ik ken dat gevoel niet meer; de laatste tijd speel ik praktisch zonder zenuwen. Ik weet wat ik aan harpiste Annegreet heb, we spelen al zolang samen, zijn goed op elkaar ingespeeld. En nu: ik heb een hogere hartslag en ik heb het koud, de hele middag én avond. Wat is er aan de hand? Moet ik mezelf weer eens gaan bewijzen ofzo? Ik weet toch dat ik het kan? We spelen op 440 Hz en ik heb afgelopen week ook gestudeerd op 440 Hz. Het klinkt allemaal iets lager dan wat ik gewend ben en wat in mijn oren zit.
Het concert begint, en de spanning gaat maar niet weg. Áls ik dit gevoel heb tijdens een concert, wil ik graag even pratend contact maken met het publiek. Stukken aankondigen, vertellen wat men kan verwachten. In deze setting kan dat niet, dus ik zoek een andere manier. Als ik zenuwachtig ben, heb ik de neiging extra goed naar mijn bladmuziek te kijken, houvast, maar hoe vaak heb ik De zwaan nu al gespeeld? Toch zeker minstens vijftig, honderd, honderdvijftig keer. Ik weet dat ik het uit mijn hoofd ken. Ik besluit oogcontact te zoeken met het publiek en bedenk: als men al merkt dat ik niet vrij speel, kan men in elk geval niet zeggen dat ik niet de zaal in keek (volg je me nog met zoveel ontkenningen in één zin?).
Halverwege het Requiem begin ik te ontspannen en speel ik fijn.
Toch blijft het knagen: ik ben niet tevreden. Ik heb voldoende gespeeld, dat wel, zeker, maar ik wil elk concert voor de 9 gaan en dat heb ik nu niet gedaan. Ik leg de lat hoog, erg hoog. Tegelijkertijd wéét ik: het kan niet elk concert zo goed gaan. Soms gaat het heel goed, soms wat minder, dat hoort erbij. Als je de zogenaamde dalen ervaart, zie je de toppen ook weer scherper.
Na twee dagen krijg ik een recensie toegestuurd en het stukje dat over mij gaat het verrast me heel erg:
“Dat Petra van den Dolder met haar fluitspel een verhaal wil vertellen was duidelijk hoorbaar. Zowel in het ensemble als in haar solospel speelde zij zeer genuanceerd en hield de aandacht vast.”
Ik ben blij deze zinnen te lezen, maar toch blijft mijn gevoel overheersen: ik had beter gekund.
Pas na een paar dagen kan ik het loslaten. Tijdens mijn laatste cursusavond NLP, een paar dagen na het concert, breng ik mijn ervaring ter sprake. Na een kleine oefening leer ik dat ik mijn gespannen stemming kan verminderen door naar rechtsboven te kijken. Raar, maar blijkbaar waar 😊 Het eerstvolgende gespannen moment ga ik dit uitproberen!
Eén mooi requiem, een boel ervaringen rijker.