Skip to main content

In het najaar presenteerde Marlijn Waardenburg het programma De Dolende Dertiger. Ze onderzoekt het dertigersdilemma. In één van de afleveringen adviseert Eva Jinek haar te kiezen: de acteer- of de zangcarrière. Volgens Eva kun je niet ergens écht goed in worden als je beide doelen nastreeft.

Dit zette me aan het denken. Natuurlijk weet ik dat je uren, heel veel uren, moet maken om ergens goed of de beste in te willen worden. Ik vroeg me echter af: wat is ‘de beste’ voor iemand? Binnen de individuele sport is dat degene die het snelst is. Binnen de teamsport het team dat de meeste punten maakt. Binnen de orkestwereld degene die op de eerste stoel in het Concertgebouworkest zit. Maar hoe zit dat met andere vakgebieden?

Brené Brown heeft het in haar boek ‘De moed van imperfectie’ over de slashcarrière, een term die ik ook al eens eerder voorbij heb zien komen. Zij ontmoette Marci Alboher die honderden mensen interviewde die verscheidene carrières naast elkaar hadden. Deze mensen hebben zinvol werk gecreëerd door te weigeren zich te laten beperken door één carrière. Veel mensen die een slashcarrière hebben noemen alleen hun ‘hoofdwerk’ en praten daarnaast bescheiden over hun andere beroep, omdat dat beroep minder geld oplevert, omdat dat beroep minder aanzien heeft, omdat… vul maar in.

Ik denk hier regelmatig over na omdat ik zelf een slashcarrière heb. Ik ben onderwijskundige/fluitiste. Of fluitiste/onderwijskundige. Het ligt eraan in welke situatie ik me bevind welk beroep ik als eerste plaats. Ik hoor steeds meer om me heen dat musici stoppen met musiceren als ze ouder worden. Daardoor denk ik daar zelf ook wel eens over na. Onderwijskundige zal ik voorlopig nog wel blijven. Maar uitvoerend musicus? Ik moet er best veel moeite voor doen om mijn niveau acceptabel te houden. Ik studeer de hele week; op werkdagen wat meer dan op niet-werkdagen. Het aantal concerten loopt op dit moment terug. Dat vind ik niet erg, want zo kan ik me meer richten op mijn nieuwe ik als onderwijskundige. Het betekent wel dat ik een beroep moet doen op mijn discipline om te blijven studeren. Ik doe het echter graag. Elke werkdag begin ik met een half uur inspelen. Naast het feit dat dat nodig is om mijn embouchure en vingers soepel te houden, is fluit studeren mijn moment van yoga (lekker goedkoop, hoef ik ook niet naar de sportschool). Als ik het druk heb, wil ik nog wel eens verkeerd gaan ademen. Als ik fluit speel, is mijn adem goed. Hoe heerlijk is het om dan zo je dag te beginnen! Als ik fluit speel, komen er soms ineens ideeën opborrelen, net zoals die verschijnen als ik op een drukke dag ga zwemmen of wandelen.

Wanneer ik stop met concerten geven? In elk geval niet op mijn hoogtepunt, want zo goed ben ik ook weer niet 😛 Tijdens de kerstnachtdienst afgelopen jaar speelde Iris Kroes in onze kerk. Ik zat te luisteren en mijn vingers jeukten: ik wilde ook spelen. En ik bedacht: zolang ik dat gevoel nog heb, is het nog de moeite waard om te blijven spelen. Om anderen met mijn muziek een verhaal te vertellen; ze mee te nemen op reis, ondersteund door muziek. Ook al verdient het minder dan mijn onderwijskundige werkzaamheden. Ook al heb ik daar minder werk in.

Daarnaast ben ik ervan overtuigd dat mijn twee carrières elkaar versterken. Dat ik beter word in het ene vakgebied door ook het andere actief te beoefenen en uit te voeren.

De combinatie onderwijskunde en muziek maakt me niet tot de beste fluitist of onderwijskundige, maar wel tot een uniek persoon, juist omdat ik deze twee vakgebieden combineer. In míjn slashcarrière ben ik de beste.

Brené Brown citeert aan het eind van haar stukje over slashcarrières de theoloog Howard Thurman:

‘Vraag je niet af wat de wereld nodig heeft. Vraag je af waar jouw passie ligt en ga daarvoor. Want wat de wereld nodig heeft, is mensen met passie.’

Heb jij ook een slashcarrière? Wat maakt jou uniek in jouw carrière?

Wil je een reactie geven?