Er zijn twee dingen waar ik veel moeite mee heb: voor mezelf opkomen en afscheid nemen. En allebei eindigen ze steevast in een potje janken.
Neem nou het eerste: voor mezelf opkomen. Ik bedoel dan niet zorgen dat ik het goed heb. Dat ik genoeg te eten heb, dat er iemand naar me luistert. Nee, ik bedoel: iets wat me al langere tijd steeds een beetje meer stoort, wat ik in mijn hoofd megagroot maak, waar ik niet meer rationeel naar kan kijken, en waar dus emoties bij komen kijken. Een voorbeeld: de tandarts. Ik heb nooit iets met mijn gebit, er zit nog geen gat in een van m’n tanden, maar wel wordt er altijd tandsteen verwijderd. En dát doet me zo zeer dat ik elke keer als een mantra denk: een bevalling is erger, een bevalling is erger. De mantra die overgaat in: nee, ik heb liever een bevalling dan deze pijn. Dus raap ik al mijn moed bij elkaar en zeg tegen de tandarts: het tandsteen weghalen doet me altijd veel pijn, kan dat ook anders? Waarop de tandarts zegt: na de controle mag je doorlopen naar de volgende ruimte, dan helpt de assistente je verder. HET IS ZO MAKKELIJK! En eenmaal op de stoel van de assistente begin ik te huilen. Waarom heb ik dit niet eerder aangegeven? Het is toch míjn lichaam? Waarom geef ik mijn grens niet eerder aan?
Voorbeelden op werkgebied heb ik ook genoeg. Blijkbaar ben ik hardleers 😊 In het verleden heb ik me verschillende keren een kikker gevoeld die net iets te laat uit de pan sprong: de kikker zat in lekker koud water dat steeds een beetje warmer werd. En de kikker had niet door dat dit zijn ondergang betekende. Ik had het ook te laat door waardoor ik weer zat te janken bij mijn leidinggevende. Wat dan de oorzaken waren? Niet luisteren naar mijn eigen ik, over mijn grens heen gaan en te laat aangeven wat ik nodig heb. Gelukkig zie ik wel een trend: er zit tegenwoordig steeds meer tijd tussen zulke buien én ik zie het eerder aankomen. Nog wel wat te laat, maar niet meer véél te laat. En bovendien ben ik tegenwoordig weer fulltime eigen baas en is het janken bij een baas niet meer aan de orde 😉 En weet je waarvan ik dan óók weer moet huilen? Als iemand me in een dergelijke situatie laat weten dat ik er mag zijn. Dat er iemand voor me zorgt. Mij op de bank zet met een kopje thee. Mij een lief kaartje of bloemetje stuurt.
En dan het tweede: afscheid nemen. Van personen of van situaties; mijn brein maakt geen onderscheid. Ik heb het nooit goed gekund en ik zal er vast nooit een ster in worden. Ik leef me veel te veel in de situatie in, bedenk wat er allemaal kan gebeuren, ben bang voor wat er gaat komen (het grote onbekende), wat ik allemaal ga missen, hoe mooi het wel niet was, en ga zo maar door. Er is blijkbaar altijd wel weer een reden om op zo’n moment een heerlijk potje te gaan janken. Afscheid nemen van een werksituatie? Huilen. Kind voor het eerst op kamp? Huilen. Man een paar dagen op pad? Huilen. Zelf een paar dagen op stap en man en kinderen mij laten uitzwaaien? Huilen. Zus die gaat verhuizen? Huilen. Iemand anders om een dergelijke situatie zien huilen? Huilen. Maar ook: dénken aan een mogelijk afscheid: een brok in mijn keel. Me inleven in een situatie waarin afscheid voorgoed is: tranen nog meer bedwingen. Ook al doe ik nog zo mijn best. Het liefst zou ik gewoon weg sneaken. Geen afscheid nemen. Er niet te lang bij stil staan. Precies wat mijn nichtje het liefst zou doen afgelopen familieweekend: niemand gedag zeggen, in de auto stappen en wegwezen.